Cursus Algebra (1) |
inhoudsopgave | |
2. afronden,functies,verhoudingen,wortels,ontbinden in factoren,zwaartelijn formule | |
3. coördinatenstelsel,lijnen,spiegelen,verschuiven,roteren | |
4. kwadratische functies,ABC formule,parabool,cirkel,ellips,analytische meetkunde | |
5. machten,wortels,exponentiële functies,logaritmes,groeisnelheid,grondtal e |
inhoud deel 1 | |
Inleiding | Termen samenvoegen |
Negatieve getallen | Factoren samenvoegen |
Termen | Uitbreiding distributieve wet |
Factoren | Formules verbouwen (termen) |
Termen en Factoren | Formules verbouwen (factoren) |
Commutatieve wet | Rekenregels vs. Vergelijkingen |
Associatieve wet | Voorbeelden |
Distributieve wet | Commentaar |
... doe de test ... | |
naar deel 2 |
Inleiding
Wiskunde is de taal van wetenschap en techniek.
Het fundament van de wiskunde is de algebra.
Het woord "algebra" is uit het Arabisch afkomstig en afgeleid van
"Hisab al-jabr walmoeqãbala", de "leer der vergelijkingen".
Door vertaling in het Latijn is "al-jabr" veranderd in "algebra".
Algebra wordt ook wel genoemd: "rekenen met letters".
Die letters staan in de plaats van getallen die we nog niet weten.
Dit is een cursus algebra.
Er worden allerlei rekenregels behandeld voor het verbouwen van formules.
Die verbouwingen zijn nodig voor het maken van weer nieuwe formules of
het oplossen van vergelijkingen.
De voorrangsregels en het rekenen met breuken worden bekend verondersteld.
Veel plezier!
In figuur 1. zie je een weg. Langs die weg willen we bordjes plaatsen met daarop
aangegeven de plaats waar we ons bevinden.
Dat doen we door een uitgangspunt (de oorsprong) te kiezen en op elk bordje de afstand
tot die oorsprong te vermelden.
Op het bordje bij de oorsprong staat het getal 0.
fig.1 |
De eerste vraag is dan : naar links of naar rechts?
Bij het verplaatsen naar rechts hoort de berekening:
- 4 + 3 = 7, onze nieuwe positie is bij 7.
- 4 - 3 = 1, onze nieuwe positie is bij 1.
En als we de weg links van de 0 doortrekken is de vraag wat er op die bordjes moet staan.
Bij verplaatsing met 1 naar rechts vanuit 0 hoort de berekening:
- 0 + 1,
- 0 - 1
Door een + of een - teken aan het getal toe te voegen, maken we onderscheid tussen
getallen rechts of links van de oorsprong.
In plaats van +1 of +2 schrijven we gewoon 1 of 2.
Bij de bakker vragen we ook niet om plus 6 broodjes.
In figuur 2. zie je de doorgetrokken getallenlijn, die geen begin of einde meer heeft.
fig.2 |
fig.3 |
Bij figuur 3. hoort de optelling
- 4 + 6 = 10
- (+4) + (+6) = (+10)
Het + teken dat niet tussen de haakjes staat geeft aan dat moet worden opgeteld.
Het verhaal bij figuur 3. luidt:we bevinden ons bij punt (+4) en voegen toe (+6),
dat is dus een toevoeging naar rechts.
Figuur 3. is ook als volgt te beschouwen:
we staan bij punt (+4) en willen ons verplaatsen naar punt (+10).
De vraag: welke verplaatsing is nodig?
Uiteraard is dit het verschil
- 10 - 4 = 6
- (+10) - (+4) = (+6)
Ook figuur 4. is op twee manieren te bekijken, als som en als verschil.
fig.4 |
waarbij de berekening hoort
- (+7) + (-6) = (+1)
Daarvoor is de actie nodig (eindpunt - beginpunt),
- (+1) - (+7) = (-6)
De pijlen van figuur 5. hebben de volgende waarden:
- a = (+7)
b = (+3)
c = (-9)
d = (-5)
fig.5 |
- pijl a : (-5) + a = (-5) + (+7) = -5 + 7 = 2
pijl b : (-5) + b = (-5) + (+3) = -5 + 3 = -2
pijl c : (+5) + c = (+5) + (-9) = 5 - 9 = -4
pijl d : (-1) + d = (-1) + (-5) = -1 - 5 = -6
- pijl a : a = (+2) - (-5) = 2 + 5 = 7
pijl b : b = (-2) - (-5) = -2 + 5 = 3
pijl c : c = (-4) - (+5) = -4 - 5 = -9
pijl d : d = (-6) - (-1) = -6 + 1 = -5
regel | voorbeeld |
+ + = + | (+5) + (+4) = 5 + 4 = 9 |
+ - = - | (+5) + (-4) = 5 - 4 = 1 |
- + = - | (+5) - (+4) = 5 - 4 = 1 |
- - = + | (+5) - (-4) = 5 + 4 = 9 |
Een berg zand is 8 meter hoog. Naast de berg is een kuil van 5 meter diep.
Om vanuit de kuil de berg te beklimmen moet 8 - (-5) = 8 + 5 = 13 meter omhoog
worden geklommen.(verschil = eindpunt - beginpunt)
Opmerking: een kuil van 5 meter diep is te beschouwen als een berg met een hoogte
van (-5) meter.
Opmerking: In het vervolg schrijven we afgekort 10 in plaats van (+10).
In sommige leerboekjes staan berekeningen als 5 - -6 = 11 of 3 + -2 = 1
Twee + of - tekens vlak achter elkaar leidt makkelijk tot fouten.
Duidelijker is dan 5 - (-6) en 3 + (-2).
Ook is dan duidelijk het verschil te zien tussen het teken van een getal
en de + of - die de bewerking som of verschil aangeeft.
Dat -(-10) = 10 is ook zo te zien:
stel dat we een schuld hebben van €10, dus een bezit van €(-10).
Als iemand die schuld van ons overneemt, wordt ons bezit €0,-.
Daarbij hoort de berekening (-10) - (-10) = 0. Ziedaar.
Verwijderen van een schuld doet het bezit toenemen.
En nog een manier:
Het verschil van twee dezelfde getallen is natuurlijk 0.
In wiskundige notatie:
- a - a = 0
Maar neem eens a = (-10): dan geldt dus (-10) - (-10) = 0
en dat kan alleen als -(-10) = 10.Een verschil kan als som worden geschreven:
- 10 - 7 = 10 + (-7)
15 - (-11) = 15 + 11
a - b = a + (-b)
Iemand heeft twee fabriekjes.
Als het eerste fabriekje een winst heeft behaald van W1 en het tweede van W2 dan
is de totale winst W = W1 + W2.
Opmerking:
voor getallen die we nog niet weten wordt een letter ingevuld.
Zo'n letter waarvoor verschillende getallen ingevuld kunnen worden heet een variabele.
Voor de winst van de fabriekjes hadden we elke twee letters kunnen kiezen, bijvoorbeeld k en m,
maar dat is verwarrend. De W van winst is duidelijker.
Om nu onderscheid te maken tussen de winst van fabriekjes 1 en 2 voegen we een zogenaamde index
toe aan de W.
Bij W1 en W2 spreken we van geïndexeerde variabelen.
W = W1 + W2 is een voorbeeld van een formule.
Een formule is een berekening waar nog variabelen in staan.
Het is te vergelijken met een recept.
Stel nu eens, dat we niet met negatieve getallen werken en fabriekje 2 geen wist maakt
maar een verlies van V2.
Als V2 kleiner is dan W1 dan wordt de formule W = W1 - V2
maar als V2 groter is dan W1 dan wordt de formule V = V2 - W1
als V het totale verlies is.
Wat een narigheid! Afhankelijk van winst of verlies en de grootte hiervan hebben
we verschillende formules nodig om het totale bedrijfsresultaat te berekenen.
En dat zijn nog maar twee fabriekjes.
Het gemak van negatieve getallen is dat één formule volstaat: W = W1 + W2
Bij verlies moet een negatief getal worden ingevuld.
Stel, dat fabriekje 1 een winst maakt van €120.000 en fabriekje 2 een verlies van €135.000,
dan W = (W1) + (W2) = (120.000) + (-135.000) = 120.000 - 135.000 = -15.000,
een totaal verlies van €15.000.
Hierboven vulden we voor W1 en W2 getallen in.
Het vervangen van letters door getallen (of door andere letters) heeft een naam: substitutie.
Geknutsel met formules komt neer op substitutie en de toepassing van rekenregels.
Het is een veilige gewoonte om eerst haakjes om de letters te zetten en dan pas de letters
binnen de haakjes door een getal te vervangen. De kans op fouten vermindert hierdoor sterk.
Een luchthaven heeft transportbanden voor de passagiers.
Een passagier beschikt over een apparaatje om de snelheid van een medepassagier
ten opzichte van hemzelf te meten.
Tussen twee stilstaande passagiers op een draaiende band wordt dus een snelheidsverschil 0 gemeten.
fig.6 |
In figuur 6. zien we transportbanden 1 en 2, die een snelheid hebben van b1 en b2 meter per seconde.
De passagiers 1 en 2 lopen met snelheid p1 en p2 over de banden.
Passagier 1 meet zijn snelheidsverschil, dat we V noemen, met passagier 2.
We zoeken een formule voor V.
De snelheid V1van passagier 1 ten opzichte van een stilstaande passagier naast de band is:
- V1 = b1 + p1
- V2 = b2 + p2
- V = V2 - V1
V = (V2) - (V1) zodat
V = (b2 + p2) - (b1 + p1).
opmerking: het linker paar haakjes mag worden weggelaten maar het rechter paar niet, dan zou de
formule fout zijn.
We zien hier een voorbeeld van substitutie, waar een letter niet door een getal maar door
een kleine formule wordt vervangen.
Ook blijkt weer het nut vooraf haakjes om de letters te zetten.
Met de formule voor V is voor elke snelheid van de banden en de passagiers hun snelheidsverschil
te berekenen.
We spreken af dat naar rechts positief is en naar links negatief.
Stel dat:
- band 1 draait 2,7m/s naar rechts, dus b1 = 2,7
band 2 draait 2,5m/s naar links, dus b2 = -2,5
passagier 1 loopt 1,8m/s naar rechts ten opzichte van de band, dus p1 = 1,8
passagier 2 loopt 1,5m/sec naar links ten opzichte van de band, dus p2 = -1,5
- V = ((b2) + (p2)) - ((b1) + (p1)).
V = (-2,5 + (-1,5)) - (2,7 + 1,8) = (-2,5 - 1,5) - (2,7 + 1,8) = -4 - 4,5 = -8,5
opzichte van 1 met een snelheid van 8,5m/s naar links.
Dankzij wat algebra is een lastig probleem versimpeld tot het toepassen van een paar rekenregels.
Het 'x' teken voor vermenigvuldigenDe letter x wordt vaak gebruikt voor een getal dat nog moet worden uitgerekend.
De 'x' kan daarom niet als teken voor vermenigvuldigen dienst doen.
Een vermenigvuldiging wordt in de algebra met een punt '.' aangegeven.
10 keer 8 schrijven we als 10.8
Tussen twee letters of tussen een getal en een letter wordt die punt vaak weggelaten.
Dus 3ab is hetzelfde als 3.a.b wat betekent 3 keer a keer b.Vermenigvuldigen
Zoals bekend schrijven we
- 3 + 3 + 3 + 3 + 3 korter als 5.3 = 15
- (-3) + (-3) + (-3) + (-3) + (-3) =
5.(-3) = (-15)
- 5 . 3 = 3 . 5 en dus ook:
5.(-3) = (-3).5 = -15
Er zijn verschillende manieren om dat te beredeneren.
Eén ervan is een tabel te maken en regelmaat te onderzoeken:
3 . (-1) = (-3) |
2 . (-1) = (-2) |
1 . (-1) = (-1) |
0 . (-1) = ( 0) |
(-1) . (-1) = 1 |
(-2) . (-1) = 2 |
De rekenregels voor negatieve getallen mogen niet anders zijn dan voor positieve getallen.
Anders zouden formules een andere betekenis krijgen als de tekens van de gesubstitueerde
getallen veranderen.
Een gezin heeft twee kinderen: A (Armada) en B (Brutus).
Die krijgen per week a en b euro zakgeld.
In een goede bui besluiten de ouders het zakgeld te verdubbelen.
Zodat A nu 2a en B nu 2b euro's per week krijgt.
De ouders waren in de oude regeling per week (a + b) euro's kwijt.
In de nieuwe regeling is dat 2(a + b) euro's, zodat we zien:
- 2(a + b) = 2a + 2b
Even verder komen we de wet weer tegen.
Aan vermenigvuldigen is een meetkundige betekenis te geven omdat vermenigvuldigen
van twee getallen de oppervlakte van een rechthoek voorstelt.
In figuur 7. zie je een meetkundige voorstelling van de distributieve wet:
fig.7 |
De oppervlakte is te schrijven als:
- a(b + c) en ook als
ab + ac, zodat
a(b + c) = ab + ac
- 6(10 + 20) = 6.10 + 6.20 = 60 + 120 = 180
Neem eens de berekening (-3).0
De uitkomst is natuurlijk 0, elk getal vermenigvuldigd met 0 heeft als antwoord 0.
Maar die 0 kunnen we schrijven als bijvoorbeeld (1 - 1)
En een verschil is te schrijven als som:
- (-3).(1 - 1) = (-3).(1 + (-1))
- (-3).(1 + (-1)) = (-3).(1) + (-3).(-1) = (-3) + (-3).(-1)
Een getal verandert niet als we met 1 vermenigvuldigen.
Als we met (-1) vermenigvuldigen, dan verandert de grootte niet, maar de richting draait om.
(-5) is op te vatten als (-1).5
Vermenigvuldigen met (-5) betekent dat iets 5 maal zo groot wordt en dat ook de
richting omdraait.
Uit de bovenstaande voorbeelden en onderzoeken volgen rekenregels voor negatieve getallen.
regel | voorbeeld |
+ . + = + | (+5).(+4) = 20 |
+ . - = - | (+5).(-4) = (-20) |
- . + = - | (-5).(+4) = (-20) |
- . - = + | (-5).(-4) = 20 |
Op de basisschool is het "=" teken het einde van een som, dus dit is goed:
- 3 + 8 = 11 + 7 = 18 - 10 = 8
Links en rechts van het "=" teken moet hetzelfde staan.
De berekening hierboven is op correcte wijze te schrijven als
- 3 + 8 = 11
11 + 7 = 18
18 - 10 = 8
-a is een verkorte schrijfwijze van (-1).a
Als a =
1 |
5 |
- −
1 |
5 |
1 |
5 |
−1 |
1 |
1 |
5 |
−1 |
5 |
en
−1 |
5 |
−1·−1 |
−1·5 |
1 |
−5 |
- 1. vermenigvuldigen: teller.teller en noemer.noemer
2. een breuk verandert niet als teller en noemer met hetzelfde getal (-1) worden vermenigvuldigd.
- −
a |
b |
−a |
b |
a |
−b |
regel | voorbeeld |
+ / + = + | (+10)/(+5) = 2 |
+ / - = - | (+10)/(-5) = (-2) |
- / + = - | (-10)/(+5) = (-2) |
- / - = + | (-10)/(-5) = 2 |
De regel daarbij is de noemer gelijk te laten en de tellers op te tellen.
Met de 'distributieve wet' is deze regel snel te zien.
- a(b + c) = ab + ac
neem bijvoorbeeld
a=
1 |
7 |
dan
3 |
7 |
2 |
7 |
1 |
7 |
1 |
7 |
5 |
7 |
Getallen die we optellen of aftrekken heten "termen".
- a + b - 57 is een berekening met 3 termen.
Als a een aantal kippen is en b een aantal varkens, dan is de berekening niet mogelijk.Factoren
Een getal waarmee we vermenigvuldigen heet een "factor".
Als a een aantal eieren is dan betekent 5a een aantal eieren dat vijf keer zo groot is.
Maar het resultaat is nog steeds een aantal eieren.
Dat laatste is niet zo als a een aantal personen is en w het aantal gewerkte uren per persoon.
a.w is geen aantal personen of uren maar "man-uren", een nieuw begrip.
Wat een getal voorstelt (meters, meters per seconde, ampère, seconden, kilo's ...) heet
de dimensie van een getal.
Termen zullen over het algemeen een dimensie hebben.
Alleen termen met gelijke dimensie kunnen worden opgeteld.
Een factor is dimensieloos.
Vermenigvuldigen met een factor verandert de dimensie niet.
3ab is een vermenigvuldiging van 3 factoren.
Voor de overzichtelijkheid worden de getallen links geschreven, gevolgd door de letters
in alfabetische volgorde.
Bekijk de formule
- 3a + 5b - 8c
De eerste term, 3a, is gesplitst in 2 factoren, namelijk 3 en a.
De tweede term, 5b, is opgesplitst in de factoren 5 en b.
Bekijk de formule
- (a + 3b + 7c).(2a - 4b + 9c)
De eerste factor is opgebouwd uit de termen: a, 3b en 7c.
Om rekenregels goed te kunnen toepassen is het noodzakelijk deze structuren te doorzien.
Hieronder volgen nog enkele elementaire rekenregels, waarna er genoeg theorie is
behandeld om formules te verbouwen en vergelijkingen op te lossen.
voor optellen:
- 10 + 8 = 8 + 10
a + b = b + a
- 10.8 = 8.10
a.b = b.a
voor aftrekken en delen.
immers: 10 - 3 is niet gelijk aan 3 - 10.
Wel is
- a - b = a + (-b) = (-b) + a
voor optellen
- 10 + 7 + 3 = (10 + 7) + 3 = 17 + 3 = 20
- 10 + 7 + 3 = 10 + (7 + 3) = 10 + 10 = 20
(a + b) + c = a + (b + c)
- 10.7. 3 = (10.7).3 = 70.3 = 210
- 10.7.3 = 10.(7.3) = 10.21 = 210
(a.b).c = a.(b.c)
Immers: (10 - 2) - 8 is niet gelijk aan 10 - (2 - 8)de Distributieve wet (verdeelwet)
Deze kwamen we al tegen.
a(b + c) = ab + ac
Omgekeerd:
ab + ac = a(b + c)
De berekening
- 3 + 3 + 3 + 3 + 3
- 5.3
- a + a + a + a + a = 5a
- 3a + 8a = 11a
20p - 7p = 13p
3k - 2k = k
-h +2h= h
steeds zal links en rechts van het "=" teken hetzelfde staan.
Merk op, dat de berekening ook klopt als a een aardappel is en p een peer.
Opmerking:
- 1.a schrijven we korter als a en
(-1).a schrijven we korter als (-a) of -a.
- de formule 3a + 2b - 5 kan niet worden vereenvoudigd
(zolang de waarde van a en b niet bekend is)
- a + b + a = a + (b + a) = a + (a + b) = (a + a) + b = 2a + b
de volgorde van termen mag willekeurig worden gewijzigd.
Pas op: -b + a = a - b, het teken moet bij de variabele blijven, immers: a - b = a + (-b).
Voorbeeld- 2a + 3b + 5c + 3a + 7b - a - 3c = 2a + 3a - a + 3b + 7b + 5c - 3c = 4a + 10b + 2c
Een vereenvoudiging zoals 3a + 8a = 11a is een toepassing van de distributieve wet:
de gemeenschappelijke factor a wordt namelijk buiten haakjes gehaald.
- 3a + 8a = a(3 + 8) = a.11 = 11a
De berekening
- a.a.a.a.a
- a5
zodat
- a3.a2 = a3+2 = a5.
Opmerking: a = a1
In ap heet a het grondtal en p de exponent.
De exponent geeft dus aan hoeveel factoren van het grondtal er zijn.
algemene rekenregel:
ap.aq = ap+q
- a13.a12 = a25
p.p2 = p3
a5 |
a3 |
=ap−q ap aq
a7 |
a3 |
k3 |
k |
- a.b.a = a.(b.a) = a.(a.b) = (a.a).b = a2.b (de punten mogen worden weggelaten)
de volgorde van factoren mag willekeurig worden gewijzigd
- p.b2.24
- 24b2p
Opmerking: -a2 = (-1).a2, denk aan de voorrangsregels, eerst kwadrateren.
Voorbeeldentermen samennemen:
- 5a + 6b - 9 + 4a + 10 - 5b = 9a + b + 1
- 1. 5a2.3b3.2a3.b4 = 30.a5b7
2. -p2.3p3 = -3p5
3. -2k2.(-5)k = 10k3
- 3(x + 5) = 3x + 15
5x(y + 10z) = 5x.y + 5x.10z = 5xy + 50xz
-(k + 8) = (-1).(k + 8) = -k - 8
3x3(5x2 + 7y4) = 15x5 + 21x3y4
- 5x + 15y = 5(x + 3y)
x2 + 3x = x(x + 3)
27x12 + 36x5y2 = 9x5(3x7 + 4y2)
- a(b - c) = a(b + (-c)) = ab + a.(-c) = ab - ac
- 3(x - 10) = 3x - 30
-2(-3y - 5) = (-2).(-3y) - (-2).5 = 6y + 10
-(-x - 1) = x + 1
-(10 - y) + 7(y - 1) - (1 - 3y) = -10 + y + 7y - 7 - 1 + 3y = 11y - 18
We vragen ons af hoe de haakjes weggewerkt kunnen worden bij:
- a(b + c + d)
Het nadeel van plaatjes is echter hun beperktheid.
Ze zijn alleen te maken bij hele simpele formules, zodat afhankelijkheid ervan
belemmerend werkt.
Daarom een andere benadering: we vragen ons af waarop de formule hierboven lijkt.
Dat is natuurlijk a(b + c).
Door in a(b + c + d) de termen (c + d) te vervangen door e ontstaat die vorm:
- a(b + e) = ab + ae
nu e vervangen
ab + ae = ab + a(c + d) = ab + ac + ad
Neem eens de formule y = x + 5.Hier staat in wiskunde-taal:
- neem een getal (genaamd x)
tel hier 5 bij
noem de som y
dus alleen x links van het "=" teken.
Waarom zouden we dit trouwens willen?
In de formule y = x + 5 gaan we uit van x en y wordt berekend.
In de formule x = ..y..., gaan we echter uit van y en berekenen x.
Bedenk, dat het "=" teken gelijkheid aangeeft.
Als we een willekeurige rekenkundige bewerking doen met de hele formule links van het "="
teken en dezelfde bewerking met de hele formule rechts van het "=" teken, dan zal er
nog steeds gelijkheid bestaan.
Zo mag dus links en rechts van het "=" teken hetzelfde getal worden opgeteld of afgetrokken.
9 + 4 + 7 | = | 15 + 5 |
9 + 4 + 7 + 100 | = | 15 + 5 + 100 |
We trekken links en rechts 5 af (of tellen -5 bij):
- y - 5 = x + 5 - 5 dus
y - 5 = x en
x = y - 5
Stel eens, dat
- a + b = p + q, dan is ook
a + b - b = p + q - b dus
a = p + q - b
- a - b = p + q, dan is ook
a - b + b = p + q + b dus
a = p + q + b
- a + b = p + q ,dan is ook
a + b - q = p + q - q dus
a + b - q = p
p = a + b - q
Algemene regel bij vergelijkingen:
termen mogen over het "=" teken worden getild als hun teken wordt omgedraaid
Voorbeeld
Schrijf de vergelijking
- x - y + z - 12 = k - p
in de vorm:
p = .....
x - y + z - 12 + p = k
...........{p bijtellen}-y + z - 12 + p = k - x...........{-x bijtellen}
z - 12 + p = k - x + y...........{y bijtellen}
-12 + p = k - x + y - z...........{-z bijtellen}
p = k - x + y - z + 12...........{12 bijtellen}
Anna is 5 jaar ouder dan Bertje.
Stel de leeftijd van Anna a en Bertje b dan geldt:
- a - b = 5
wat ook te schrijven is als
a = b + 5
of als
b = a - 5
of als
a - b - 5 = 0
Weinigen zullen ontkennen, dat
- 2.3.15 = 9.10
- 2.3.3 = 9.2 .......{deel links de factor 15 en rechts de 10}
Vermenigvuldig nu links en rechts met 7
- 2.3.3.7 = 9.2.7 .......of
126 = 126
Stel eens, dat
- a.b = p.q
- a=
pq |
b |
- delen door een factor b betekent
- een factor b verwijderen uit de teller of...
- een factor b toevoegen aan de noemer.
Om in a.b de b te verwijderen moet met het omgekeerde van de factor b worden vermenigvuldigd.
b moet worden vervangen door de factor 1, die we niet opschrijven.
- ab·
1 |
b |
1 |
b |
a=
pq |
b |
1 |
b |
b |
1 |
1 |
b |
b |
b |
Tijd om de volgende regel vast te stellen:
factoren mogen over het "=" teken worden getild als teller en noemer
van plaats wisselen.
opmerking: p=
p |
1 |
Schrijf de vergelijking
- ab=
vw |
xy |
in de vorm:
x = .....
abx=vw y
ax=
vw |
by |
x=
vw |
bya |
Als een dam dreigt te bezwijken, moeten de bewoners van een bergdorpje geëvacueerd worden.
Daarvoor worden helicopters ingezet.
Gevraagd wordt de totale tijd T van de evacuatie als
- - er H helicopters zijn
- een retourvlucht R uren duurt
- een helicopter P personen kan vervoeren
- het dorp I inwoners telt
Dat is per uur:
H.P |
R |
Er zijn I inwoners, dus de totale tijd
| = |
|
- H=
I.R |
PT |
zijn om de evacuatie binnen de tijd T te voltooien.Rekenregels vs. Vergelijkingen.
Bekijk:
- 3x + 5x = 8x
welke waarde voor x ook wordt ingevuld, het bovenstaande klopt altijd.
Bekijk nu eens:
- 3x + 5 = 26
Hier staat een vergelijking en x = 7 heet de oplossing van die vergelijking.
Oplossen van een vergelijking komt neer op verbouwen van de formule tot de vorm x = ......
oftewel: de te vinden variabele moet in zijn eentje links van het = teken komen.
Bij de vergelijking 3x + 5 = 26 kunnen we het verhaal bedenken:
- ik heb een getal in gedachten
ik vermenigvuldig dat getal met 3
dan tel ik 5 op
het antwoord is 26
vraag: welk getal had ik in gedachten?
- 3x + 5 = 26 ...... {-5 bijtellen}
3x + 5 - 5 = 26 - 5
3x = 21 ...... {delen door 3}
x = 7
Immers, die 5 was ook het laatste bijgeteld en het oplossen van een vergelijking lijkt op
"terugrekenen".Voorbeeld
los x op uit de vergelijking
- 1
3 |
7 |
10 |
7 |
7 |
10 |
10 |
7 |
7 |
10 |
x=10,5
- de juistheid van de oplossing van een vergelijking is te controleren door
het antwoord in de oorspronkelijke vergelijking in te vullen.
Links en rechts van het "=" teken moet dan hetzelfde getal staan.
Toepassing
Een erfenis van € 30.000 wordt verdeeld over familieleden A, B en C.
De overledene heeft bepaald dat:
- B 10.000 meer krijgt dan A
C de helft krijgt van A en B samen
- Stel, A krijgt a (euro's), (B ontvangt b en C ontvangt c)
dan:
b = a + 10.000
A en B samen:
a + b = a + a + 10.000 = 2a + 10.000 en
c = 0,5(a + b) = 0,5(2a + 10.000) = a + 5000
gegeven is:
a + b + c = 30.000
(a) + (a + 10.000) + (a + 5000) = 30.000
3a + 15.000 = 30.000
3a = 15.000
a = 5000
b = a + 10.000 = 5000 + 10.000 = 15.000
c = a + 5000 = 5000 + 5000 = 10.000
De dorpjes P en Q liggen 25km. van elkaar.
Uit P vertrekt wandelaar A met snelheid 4,5km per uur naar Q.
1,5 uur later vertrekt uit Q een wandelaar met snelheid 4 km per uur naar P.
Vraag: na hoeveel tijd en waar ontmoeten zij elkaar?
Laten we het aantal gewandelde uren van A t noemen.
Als A t uren heeft gelopen, dan heeft B dus (t-1,5) uren gelopen.
A heeft dan afgelegd de afstand (snelheid * tijd) 4,5t
B heeft afgelegd: 4(t-1,5).
Op het moment van ontmoeting hebben ze samen 25km. afgelegd, zodat
- 4,5t + 4(t-1,5) = 25 ...... {haakjes weg}
4,5t + 4t - 6 = 25 ...... {termen samenvoegen}
8,5t - 6 = 25 ...... {links en rechts 6 bijtellen}
8,5t = 31 ...... {delen door 8,5 om factor te verwijderen}
t = 3,65 uur
Om het punt van ontmoeting te vinden subtitueren we 3,65 in de formule 4,5t :
- afstand tot A = 4,5.3.65 = 16,4 km.
Bekijk de formule
- x=
3y−10 |
12−y |
en x "rolt eruit".
Maar stel eens, dat we voor een groot aantal bekende waarden van x juist y moeten uitrekenen.
Dan zou de vorm y = ...x... veel handiger zijn.
We gaan de vergelijking verbouwen.
De eerste stap is de noemer (12 - y) te verwijderen door links en rechts met (12 - y)
te vermenigvuldigen:
- x(12 - y) = 3y - 10 ...... {haakjes weg}
12x - xy = 3y - 10
alle termen met y naar links verplaatsen:
12x - xy - 3y = -10
alle termen zonder factor y naar rechts verplaatsen
-xy - 3y = -10 - 12x
links en rechts met -1 vermenigvuldigen om - tekens kwijt te raken:
-(-xy - 3y) = -(-10 - 12x) ...... {haakjes weg}
xy + 3y = 10 + 12x ...... {y buiten haakjes halen}
y(x + 3) = 12x + 10 ...... {delen door (x+3}
y=
12x+10 |
x+3 |
Toepassing
Als je een willekeurige driehoek tekent en met je gradenboog de hoeken opmeet, dan vind
je steeds dat de som van de hoeken zowat 180 graden is.
Zodat de vraag opkomt: is de som van de hoeken van een driehoek 180 graden (precies)?
Hier volgt het bewijs.
Bekijk figuur 8.
figuur 8. |
Een robotje loopt rond over de driehoek en moet bij elk hoekpunt een draai maken.
totaal wordt een heel rondje, 360 graden gedraaid zodat we de vergelijking kunnen schrijven:
- (180 - a) + (180 - b) + (180 - c) = 360
180 - a + 180 - b + 180 - c = 360
540 - a - b - c = 360
540 - (a + b + c) = 360
-(a + b + c) = - 180
(a + b + c) = 180
De som van de hoeken van een driehoek is altijd 180 graden.Toepassing
Waarschijnlijk ken je de volgende regel:
- de oppervlakte van een driehoek is gelijk aan basis * hoogte gedeeld door 2
Bekijk eens figuur 9.
figuur 9. |
- opp.DABC = opp.DADC - opp.DBDC
De onbekende afstand BD noemen we even x, de basis is b , de hoogte h.
Dan geldt:
opp.DABC =
(b+x)h |
2 |
xh |
2 |
opp.DABC =
1 |
2 |
opp.DABC =
1 |
2 |
opp.DABC =
1 |
2 |
bh |
2 |
Een hele geruststelling.
einde algebra deel 1
Testbereken:
- 1. -12 + 17 =
2. -4 - (-9) =
3. 11 - 12 =
4. -19 - 3 =
5. (-4).6 =
6. (-1).(-9) =
vereenvoudig door samenvoegen van termen of factoren:
7. 3a - b - 4a + 2b + 1 =
8. -x + y + 2x - 3y - x =
9. 2a2.5b3.a.b4 =
10. (-7p).3q.(-2p).2 =
schrijf zonder haakjes en vereenvoudig zo mogelijk
11. 5(2a + 7) =
12. a(10 + 7b) =
13. -p(10 - 3x) =
14. -(-x + y) =
schrijf met zoveel mogelijk factoren buiten haakjes:
15. 3a + 6b =
16. 12p2.q3 + 18p6.q2 =
17.
Hieronder zie je figuur 10. met trapezium ABCD, AB||CD.
AB = a, CD = b , hoogte = h.
Bedenk een formule voor de oppervlakte, uitgaande van a,b,h.
figuur 10. |
18.
Wandelaars A en B lopen van dorpje P naar Q.
B vertrekt 2 uur na A.
A wandelt met 4,25km/uur en B wandelt met 5,5km/uur.
a. hoelang moet B lopen om A in te halen?
b. op welke afstand van P vindt de ontmoeting plaats?
19.
Drie schurken A,B en C, verdelen de buit van een overval.
De totale buit is €38.000
B krijgt €6000 meer dan A
C krijgt €15.000 minder dan het dubbele van B.
bereken wat elk krijgt.
20.
Een rivier stroomt met een snelheid 5km/uur.
Een vrachtschip vaart over de rivier met onbekende snelheid.
Een fietser beweegt zich voort over de kade langs de rivier.
Die fietser heeft een snelheid van 16km/uur en fietst stroomopwaarts.
De fietser heeft een snelheidsmeter, waarmee het verschil in snelheid
met een voorbijkomend object is te meten.
Gericht op het schip geeft de meter een snelheidsverschil aan van 30km/uur.
Bereken de snelheid van het schip over het water.
Normering : 5 punten voor elk goed antwoord.
Het puntentotaal is het percentage dat is gescoord.klik HIER voor de antwoorden
Commentaar
Klik hier voor een e-mail bericht met uw
- suggesties
commentaar
correcties